Auteurs

Thea Witteveen, Tiel
“Het autobiografisch boek “Op Kostschool” dat ik nu bij uitgeverij
De Nieuwe Druk te Velp mag uitgeven gaat over de jaren direct na de oorlog, die
ik samen met mijn zusje op de kostschool te Doesburg doorbracht.”
Thea Witteveen
werd in 1929 Tiel geboren en woont, na minstens 10 keer samen met haar helaas nu
overleden echtgenoot en de witte poes Twix te zijn verhuisd, in Velp. Thea Witteveen overleed september 2017.
Na haar
dagopleiding tot directiesecretaresse (in 1948), volgde ze nog een jaar Engelse
en Franse conversatielessen. Want al schreef ze nu wel ‘mooie’ zakenbrieven in
de zgn.vreemde talen, een ‘normaal’ gesprek daarin had ze tijdens die opleiding
toch niet leren voeren. Eigenlijk wilde ze buitenlands correspondente worden.
Wat dat inhield wist ze nauwelijks 'maar de liefde voor talen had haar dit
ingegeven', zegt ze nu. Maar haar ouders, met de verschrikkingen van de oorlog
nog in hun hoofd, brachten haar met klem van dit voornemen af. Het was veel
beter, vonden zij, dat ze ‘op kantoor’ ging werken.
Maar het werk
beviel haar slecht. Ze vond het vaak saai, ‘en,’ realiseerde ze zich later, ‘ik
kon er te weinig van mezelf in kwijt.’ Daardoor veranderde ze vaak van baan,
waarna ze begin zestiger jaren M.O. Nederlands ging studeren. Dit deed ze twee
jaar, tot ze in 1966 - al een respectabel aantal jaren getrouwd - bij het
krantenbedrijf J.J. Tijl te Zwolle terechtkwam als corrector. En later, op de
uitgeverij J.J. Tijl, opdrachten uit het Duits vertaalde.
Het werk van haar man bracht met zich mee, dat ze vaak verhuisden. Daardoor kwam ze op het idee om freelance voor de uitgeverijen J.J.Tijl en La Rivière & Voorhoeve, eveneens te Zwolle, te gaan werken, wat haar meer tijd gaf om zelf eens een boek te schrijven. En toen in 1967 ‘Peter en Margreetje’ was verschenen, en daarna in de loop van een paar jaar nog Het Denkmasjien en De Dans van de wilde bij ' gaf uitgeverij De Beuk het meer op volwassenen gerichte boekje 'Even een blik op oneindigheid' uit.
Ondanks dit
succes begon ze in 1969 aan een cursus ceramiek, ‘want,’ vertelde ze: ‘ik
voelde me onderhand een echte boekenwurm.’ Dit liep uit op een expositie samen
met de keramisten Mobach bij de galerie Adlodi in Santpoort. Ze verkocht er een
paar objecten. Dit gaf haar zo’n kick, dat ze van 1971 - 1975 heel
intensief lessen in diverse technieken
volgde op de Vrije Kunstacademie in Den Haag en later in beeldhouwen bij o.a.
Renate Vinken te Deventer en Peter v.d. Locht te Nijmegen. Van het schrijven
voor kinderen kwam in die tijd niet veel terecht. Wel schreef ze gedichten en
korte verhalen, die ze, toen ze in Velp kwam wonen (1975), bij kleine
uitgeverijen publiceerde en in literaire café’s voorlas.
Waarom ze in 1990 toch weer kinderboeken ging schrijven? ‘Ik denk dat ik, al schrijvend, mezelf, net als kinderen, wil laten verrassen door wonderlijke en soms onwerkelijke gebeurtenissen. In een zelf verzonnen verhaal kun je die elementen naar eigen fantasie laten ontstaan. Ik schrijf meestal realistische verhalen, maar de hoofdpersoon plaats ik vaak in een bizarre en/of droomachtige toestand.’
In ‘Weg uit de vuurlinie’ komen ook dromen voor. Maar meestal zijn het dromen die onrust en nachtmerries brengen. Het boek vertelt namelijk over een familie die in de Tweede Wereldoorlog de Slag om Arnhem meemaakt.